You are here: Home » In de beste families » Het verhaal van je jeugd is misschien wel anders dan je denkt.

Het verhaal van je jeugd is misschien wel anders dan je denkt.

Klopt het wel dat je een goede jeugd hebt gehad?

Was je jeugd wel zo positief als je je herinnert?

Veel mensen geloven dat ze een liefdevolle jeugd hebben gehad en dat hun ouders hebben gegeven wat in hun vermogen lag. Dat laatste is zeker waar. Er wordt gezegd dat ouders niet anders kunnen, dan hun kinderen liefhebben. Dat is een mooie gedachte, maar ook al zouden ouders dat graag willen, ze zijn er lang niet altijd toe in staat om het gevoel van liefde te ervaren voor hun kinderen, door uiteenlopende oorzaken.

De grote liefde van mijn vader, waar hij mee zou gaan trouwen, stierf aan kanker. Vrij snel daarna zijn mijn ouders getrouwd. Het is me niet duidelijk hoe mijn vader en moeder elkaar hebben gevonden, maar er is geen foto waar ze blij of liefdevol opstaan. Mijn moeder wilde graag doorleren na de lagere school. Daar was zeker geld voor, maar haar moeder, de baas in huis, vond dat onzin. Ze moest naar een dure huishoudschool om te leren een goede huisvrouw te worden. Haar mooiste tijd, vertelde ze, was de oorlogstijd omdat ze een zinvolle baan had op het bonnenkantoor, leuke collega´s, geld verdiende en uitging om te dansen. Eenmaal getrouwd zat ze opgesloten in huis met de zorg voor haar kille moeder die naast ons woonde. Ze kregen drie kinderen. Mijn vader was de afwezige vader die bezig was met een carrière. Hij werkte overdag en studeerde in de avond. Mijn moeder was duidelijk ongelukkig en mijn vaders hart was verbonden met iemand anders. Hier kwam weinig liefde voor de kinderen uit voort. Mijn moeder kreeg de liefde die ze nodig had van mijn oudste broer, die aan haar bleef hangen tot halverwege de dertig.

Hoe moet je liefde geven als ouder, als je zelf geen liefde hebt gekregen?

Een van mijn cliënten geloofde met volle overtuiging dat haar moeder van haar hield. Ik vroeg haar hoe haar moeder dit gevoel van liefde aan haar liet merken. Haar antwoord was: Dat zei ze in woorden; `Je betekent alles voor mij. ` ‘Ik doe alles voor jou.’ ‘Je bent mijn lieve meisje.’ De werkelijkheid was dat ze als meisje er voor haar moeder moest zijn, dat haar moeder haar liefde nodig had omdat ze verstoten was uit haar familie en in een vreemde stad woonde. Het meisje werd als een pop behandeld die de mooiste kleertjes moest dragen en zich in de buitenwereld als een ideale dochter moest presenteren zodat de buitenwereld haar moeder zou bewonderen. Er was geen werkelijke liefdevolle warmte waarbinnen ze zichzelf kon zijn. Er waren geen liefdevolle knuffels, maar knuffels waarin ze werd fijngeknepen om de eenzaamheid van haar moeder op te lossen.

Ouders kunnen hun liefde op allerlei manieren laten merken: door hen goed te eten te geven, veel speelgoed te kopen, ervoor te zorgen dat ze er goed uitzien en te zorgen voor rust en regelmaat.  Het is allemaal relevant.

Maar uit baanbrekend onderzoek dat John Bowlby (1907 – 1980), een Britse psychiater die bekend is geworden door zijn theorieën over hechting tussen opvoeders en kinderen, begin jaren vijftig verrichtte, werd duidelijk dat een baby liefde en aanraking net zo sterk nodig heeft als voedsel. Bowlby benadrukte het belang van een goede emotionele verbinding.  De pijn van het gemis aan deze liefdevolle verbinding is voor een opgroeiend kindje niet te verdragen, daardoor zal het kindje de pijn van deze onvervulde emotionele behoeften verdringen. De werkelijkheid wordt vervangen door een verhaal zoals mijn cliënt vertelde dat haar moeder zielsveel van haar hield en dacht dat ze een hele liefdevolle band had met haar moeder. We maken ons een herinnering wijs, die vaak door de ouders is verteld, waar je als kind graag in wilt geloven of wat je als normaal hebt ervaren omdat je, zo klein als je was, niet begreep wat er werkelijk gaande was en niet kon vergelijken met andere gezinnen.

Kleine kindjes voelen alles.

Ze voelen of hun ouders gelukkig of ongelukkig zijn. Ze proberen intuïtief een emotionele verbinding tot stand te brengen om gezien, gehoord en zich geliefd te voelen. Wat heb je daarvoor moeten doen of laten? Welke delen van jezelf heb je in de steek moeten laten omdat ze niet werden gezien, gehoord en/of geliefd. Als kind ben je nu eenmaal loyaal aan je ouders en natuurlijk afhankelijk van hun goedkeuring.

Wat is een normale jeugd?

Wanneer ik een cliënt vraag hoe zijn of haar jeugd was, dan is bijna standaard het antwoord: ‘normaal’ of ‘goed’. Als ik dan vraag wat het normaal en goed maakte, is het antwoord: Ik werd niet geslagen, er werd goed voor mij gezorgd en ik kon mijn gang gaan.

Mijn Groningse normaal betekende dat er in het gezin en in de omgeving nauwelijks werd gepraat, laat staan dat er gevoelens geuit werden. Emoties en gevoelens bestonden niet in de Groningse cultuur. Mensen die veel praatten werden praatjesmakers genoemd, dat was niet positief. De kinderen leerden hun mond te houden en zo werden we, net als koeien in de wei, op onszelf teruggeworpen, in gedachten herkauwden we op de dingen die we meemaakten, maar niet uitspraken. Er werd ook niet naar gevraagd, want onze ouders waren ook koeien.

Veel ervaringen, denken we, horen nu eenmaal bij de kindertijd; De strijd tussen broers en zussen die bepalen welke plek je hebt in het gezin. Het gebrek aan aandacht in een groot gezin of in een ondernemersgezin, omdat ouders geen tijd hebben voor hun kinderen. Te jong, te veel verantwoordelijkheid krijgen, omdat ouders de opvoeding niet kunnen bolwerken. In een (religieuze) normatieve keurslijf gedwongen worden. Voldoen aan onvervulde verlangens van ouders. Een tijd in het ziekenhuis liggen, terwijl je ouders nauwelijks langskomen en je niet precies weet wat er mis met je is. Al deze situaties hebben vaak langere tijd gevoelens van angst, onveiligheid, spanning, eenzaamheid, boosheid, machteloosheid en/of verdriet veroorzaakt. Dagelijks hoor ik de enorme impact van deze ogenschijnlijke, onschadelijke situaties uit de kindertijd.

De vervulling van emotionele behoeften is nodig voor een gezonde emotionele en psychische ontwikkeling.

Voor een baby, peuter, kleuter is er maar één vorm van liefde die echt binnenkomt. En dat is een moeder (in eerste instantie) die haar hart open heeft en warmte en liefde uitstraalt naar haar kindje, door haar vast te houden en oogcontact te maken, waarin liefde en blijdschap voor het kindje voelbaar is.

Emotionele behoeften zijn de behoefte om geknuffeld te worden waarmee het kindje de behoefte aan liefde, warmte en geborgenheid kan ervaren, de behoefte om te voelen dat ouders blij met hem/haar zijn, de behoefte om zich veilig te voelen, zodat het zichzelf kan zijn en een ontspannen jeugd heeft. De vervulling van deze behoeften zijn allemaal noodzakelijk om te overleven en eigenwaarde te ontwikkelen, zodat hij/zij het leven kan gaan ontdekken.

Een positieve herinnering aan je jeugd klopt vaak niet met de werkelijkheid.

Als kind besef je niet dat je een emotionele verbinding nodig hebt. Je hebt niet de taal en het vermogen om daarover na te denken. Ouders zijn goden voor je. Zij weten wat goed voor je is en zij zijn het voorbeeld van hoe je moet leven. Je hebt het volste vertrouwen in je ouders, je hecht je aan je ouders, ook al is hun gedrag afwijzend, zijn ze onberekenbaar in hun gedrag of maken ze veel ruzie, wat niet veilig voelt voor een kind en daarnaast voelt het zich en is het volkomen afhankelijk van zijn ouders. De loyaliteit van een kind naar zijn ouders is onvoorwaardelijk. Helaas is de liefde van ouders naar kinderen vaak voorwaardelijk.

Ouders die zich emotioneel niet verbinden met hun kinderen laten bij hun kinderen emotionele wonden achter.

Ik ben niet goed, het ligt aan mij.

Omdat in de ogen van een kind, ouders niets fout kunnen doen, gaat het de oorzaak van een gebrek aan emotionele verbinding bij zichzelf neerleggen. Het maakt zichzelf verwijten; ik bent lastig, moeilijk, lui, vervelend, waardeloos of dom. Zelfverwijt ligt voor de hand, omdat we als kind geloven dat onze ouders het nu eenmaal weten en het goed met ons voor hebben. Dus als er iets niet goed gaat dan ligt het aan ons. Ouders zijn goden. Als kind kun je denken dat je ouders het goed bedoelen als ze je straffen, negeren of uitschelden. Volgens Ingeborg Bosch (auteur van “Illusies”) zijn deze negatieve denkbeelden te verdelen in drie categorieën:

Het denkbeeld dat je niet deugt, dat je een slecht mens bent waardoor je je gaat schamen voor wie je bent. De waarheid is dat je ouders je niet voldoende het gevoel gegeven hebben dat ze van je hielden.

Het denkbeeld dat je ergens schuldig aan bent, dat het jouw schuld is bijvoorbeeld dat je ouders ongelukkig zijn of veel ruzie hebben, dat je alles verpest. Maar de waarheid is dat je ouders afkeurend en kritisch naar je waren en hun frustraties op jou afreageerden, wat voor een klein kindje niet te verdragen is.

Het denkbeeld dat je iets niet kan, dat het te groot, te veel voor je is. Maar de waarheid is dat je ouders jou te veel verantwoordelijkheid gaven, te veel van je vroegen op jonge leeftijd, waar je emotioneel en mentaal niet tegen opgewassen was en je aan je lot werd overgelaten. Dit leidt tot een gevoel van minderwaardigheid en waardeloosheid in je volwassen leven.

Niet alleen een emotioneel verwaarloosde opvoeding, maar ook een over/beschermde opvoeding kan leiden tot een gevoel van waardeloosheid.

Mijn ouders waren overbeschermend, doordat ze alles voor hun drie kinderen deden. Als het maar even moeilijk was namen ze het ons uit handen. We hoefden nooit iets te doen. Vaak had ik het idee dat ik niets kon, want er waren geen momenten dat ik gevraagd werd iets te doen en daarvoor werd geprezen. Zelfs toen ik al lang volwassen was en ik bij mijn ouders op bezoek ging, namen ze nog alles voor mij uit handen. Mijn moeder zuchtend, opofferend en mijn vader op een dominante manier. Laat mij maar even. (“want je kunt het toch niet”, was mijn kind gedachte) Als kind liet ik me hierdoor intimideren, maar als volwassene werd ik woedend, wat mijn ouders helemaal niet begrepen, want ze bedoelden het toch zo goed. Daar kon ik me dan weer schuldig over voelen.

In de verhalen van mijn cliënten hoor ik nog een denkbeeld. Het denkbeeld dat je er niet bij hoort, dat je niet welkom bent, dat het niet uitmaakt of jij er bent, dat je er niet toe doet. Door dit denkbeeld ontstaat er een angst om deel te nemen aan groepen, om ergens bij te horen. Je zult je eerder afzijdig, afwachtend en afstandelijk opstellen om afwijzing te voorkomen.

Deze denkbeelden creëren een negatief zelfbeeld. Dat is een diepe psychische verwonding die de onbewuste basis is geworden van je verdere psychische en emotionele ontwikkeling. Met andere woorden dit is de basis die je meeneemt in je volwassen leven. Om deze, vaak onbewuste zelfveroordeling “op te lossen”, ga je dit onbewust compenseren, bijvoorbeeld door te gaan pleasen of alles perfect te willen doen, jezelf voortdurend te gaan verontschuldigen of iedereen en alles om je heen veroordelen.

De diepe wond van een negatief zelfbeeld wordt een nog grotere wond door compensatiegedrag.

Je gaat gedrag ontwikkelen om deze wond op te lossen, wat onmogelijk is, want het is niet waar en de kwetsingen uit je kindertijd kun je niet in het heden oplossen. Daarnaast zorgt dit compensatiegedrag voor de onmogelijkheid om je emotioneel te verbinden, omdat je zelf niet verbonden bent met een liefdevol zelfbeeld.

  1. Je afreageren, door anderen te verwijten, te veroordelen en de schuld te geven

Om de emotionele pijn te verdringen kun je je in de kindertijd gaan afreageren op jongere broertjes en zusjes of op kinderen en/of dieren in je omgeving. Later in je volwassen leven krijgt het afreageren de vorm van kritiek op alles wat voorbijkomt; op de buurman die de heg niet knipt, op de supermarkt die bepaalde producten niet meer verkoopt of op de politiek die je alleen maar teleurstelt. Anderen deugen niet, zij hebben het fout. Jij weet het en jij hebt gelijk. Deze intimiderende houding kan anderen afschrikken of leidt tot onoplosbare conflicten. Anderen verwijten maken, de schuld bij alles en iedereen neerleggen, kan tijdelijk een gevoel van macht en kracht geven, maar lost het diepe gevoel van afwijzing in jezelf niet op. Uiteindelijk sta je alleen op de rots. Er is niemand voor jou en niemand die graag dichtbij je wil zijn.

  1. Jezelf verbeteren in de hoop dat je gezien, gehoord en geliefd wordt.

Een strategie die veel voorkomt vanaf de kindertijd en mensen tot in hun volwassen leven volhouden is bezig zijn met jezelf te verbeteren en aan te passen aan de ander. Als ik braaf ben, gehoorzaam ben, hard werk, veel help, het de ander naar de zin maak, me inhoudt, niet zo emotioneel ben of extra mijn best doe op school en later een goede baan krijg, dan……… Dan houden mijn vader, moeder van me. Dan zien ze hoe lief, slim en goed ik ben. Dan ben ik iemand om van te houden.

Je probeert te achterhalen welk gedrag je ouders waarderen in de (valse) hoop dat je behoefte aan erkenning en liefde ooit vervuld zal worden, als je maar…… Dit gedrag kan een basishouding worden die je tot in je volwassen leven in stand houdt, zonder dat je beseft waar het vandaan komt. Het is een doodlopende weg, omdat je ouders niet in staat waren om je emotionele behoeften te vervullen. Wat je, nu in je volwassen leven ook doet aan verbetergedrag, niets kan het gemis in de kindertijd vervullen of vervangen, geen partner, geen vriend(in), geen werkgever of leidinggevende. Je kunt niet teruggaan in de kindertijd en het leed helen. Het leed is gebeurd.

Door je verbetergedrag kun je veel bereiken, omdat je waarschijnlijk ergens heel goed in wordt. Maar het kan ook leiden tot een burn-out door emotionele, mentale en fysieke uitputting.  Denk aan alles perfect willen doen, er perfect uit willen zien, over-verantwoordelijk zijn, alles voor anderen doen, jezelf opofferen, succesvol zijn of altijd willen winnen.

Verbetergedrag is een voortdurende zelfafwijzing. In feite zeg je daarmee tegen jezelf dat je nooit goed genoeg bent. Daarom bereik je nooit een diepe bevrediging, ook al word je door je omgeving gezien en gewaardeerd. Want het gaat om een diep gevoel van zelfafwijzing. Dat kan niemand voor je vervullen. Je kunt fantastische doelen bereiken, maar je komt steeds weer terug in een gevoel van niet goed genoeg zijn, waardoor je het volgende doel vanuit een gevoel van wanhoop wilt bereiken in de (valse) hoop dat…. Je wilt iets vermijden, wat al is gebeurd, een gebrek aan een liefdevolle kindertijd. Alleen het lag niet aan jou maar aan het onvermogen van je ouders.

  1. In jezelf verdwijnen

Doordat je je niet welkom voelde, werd je bang er niet bij te horen. Daardoor werd het later in je volwassen leven moeilijk om ergens je eigen plek te vinden door angst voor afwijzing. Je werd een buitenstaander, een toeschouwer. De wereld kan voor jou een onveilige plek voelen, waar jij je niet goed tegen kunt verweren. Je hebt geleerd je terug te trekken en kunt daardoor gemakkelijk op jezelf zijn. In de buitenwereld ben je alert of je wel welkom bent en of je er wel bij hoort en of het veilig is om jezelf te laten zien. Doordat je in de basis het gevoel hebt dat je niet welkom bent, interpreteer je bepaald gedrag veel sterker als een afwijzing dan iemand anders dat zou doen. Omdat je afwijzing het meeste vreest, zul je een sterke impuls hebben om in een situatie weg te gaan (vluchten), maar als dat niet kan, zul je in jezelf verdwijnen, in gedachten, dromen of ideeën. Mensen uit je omgeving merken je niet meer op. Je bent onzichtbaar aanwezig.

  1. Jezelf redden en eigen behoeften ontkennen

Je kunt al jong het besluit hebben genomen dat je jezelf wel redt. Daarmee ontken je een aantal behoeften; de behoefte aan waardering, erkenning, steun, aan intimiteit, liefde en geborgenheid. Je ontkent alle basisbehoeften die ieder kind heeft. Dit doe je doordat je niet aangeeft wat jij wilt, wat je niet wilt of wat je leuk vindt. Je voegt je aan de wensen van anderen door middel van de woorden: ‘het maakt mij niet uit’, ‘ik vind alles goed’, ‘wat jij wilt, is prima’. Je vermijdt het om maar iets te laten zien van jezelf en zeker geen hulp te vragen. Als iemand vraagt hoe het met je gaat, zeg je prima. In feite wil je elke vorm van desinteresse en afwijzing voorkomen door hierop te anticiperen.

Wat je hebt buitengesloten is je kwetsbaarheid, je gevoeligheden, je gevoelens en je verlangens naar liefde en emotionele verbinding. In je volwassen leven kan dat leiden tot eenzaamheid en depressie. Je ontzegt jezelf de intimiteit en geborgenheid die voortkomt uit fijne relaties. Dat kun je pas toestaan als je je bewust wordt van jouw verstoten kwetsbaarheid en vergeten behoeftes.

Conclusie

De gevolgen van een emotioneel verwaarloosde jeugd kunnen in een volwassen relatie ervoor zorgen dat je je niet in staat bent om je emotioneel te verbinden of tegen een muur aanloopt bij een partner die emotioneel niet beschikbaar is. Maar het ergste is dat je de kans om echte liefde te ervaren aan je voorbij laat gaan. Het is nooit te laat om oprechte liefde te gaan ervaren.

Emotionele verbinding maken kun je ontwikkelen.

Je kunt loskomen van een negatief zelfbeeld en destructieve patronen in een relatie, waardoor je niet meer aangetrokken wordt door partners die niet emotioneel beschikbaar zijn.

Emotionele vaardigheden zoals emoties herkennen, erkennen en emoties uiten kun je leren.

Je kunt leren om behoeftes, verwachtingen en onenigheid op een positieve manier, in een relatie, met elkaar te bespreken en op te lossen.

Weer heel worden

De totale herinnering aan je kindertijd is vertekend door het kinderbrein. Je was niet in staat om de situatie anders te beoordelen. Door je, vanuit een volwassen perspectief, bewust te worden van je kindertijd, krijg je een compleet plaatje en kun je zien wat er werkelijk aan de hand was. Ouders die niet in staat waren liefde te geven, ouders die wellicht relatieproblemen hadden. Er kan van alles gespeeld hebben wat je destijds niet kon overzien.

Weer heel worden is een proces van bewustwording waarin de puzzelstukjes langzaam op zijn plaats vallen. Tegelijkertijd is het een proces waarin de beschadiging zichtbaar en voelbaar wordt en het een uitdaging is om deze gevoeligheden als jouw kwetsbaarheid te accepteren.

Lees meer over het proces van heel worden

 

Ik, Marja Postema, help je graag bij het herstellen van de effecten van emotionele verwaarlozing in de kindertijd

Dat kan via coaching of de opleiding Emotioneel Meesterschap.

COACHING MOGELIJKHEDEN

Meld je aan via het contactformulier voor een gratis intake/kennismakingsgesprek

 

OPLEIDING EMOTIONEEL MEESTERSCHAP

Voor iedereen die bezig wil zijn met bewustwording en persoonlijke ontwikkeling

Voor iedereen die behoefte heeft aan verdieping, verheldering en aan het oplossen van hardnekkige patronen

Voor iedereen die vat wil krijgen op verschillende vormen van conditionering

Meld je aan via het contactformulier voor een gratis intake/kennismakingsgesprek

 

INTERESSANT ARTIKEL? Wil je het delen met je netwerk?

Marja heeft dertig jaar ervaring in het begeleiden van mensen bij de ontwikkeling van hun Emotionele Intelligentie en het loskomen van vroegkinderlijk trauma. Zij is auteur van het boek 'Emoties wat moet ik ermee?' en 'ABC van 15 emoties'. Marja heeft een effectief stappenplan ontwikkeld dat je helpt om emoties beter te herkennen, te accepteren en te uiten. Ze is getrouwd, heeft een volwassen dochter en woont en werkt in Amersfoort.

https://www.omgaanmetemoties.nl