You are here: Home » Artikelen over omgaan met emoties » De sociaal-emotionele ontwikkeling per leeftijdsfase

De sociaal-emotionele ontwikkeling per leeftijdsfase

Elke leeftijdsfase heeft zijn mogelijkheden, beperkingen en uitdagingen op sociaal en emotioneel gebied.

Babyfase

Een pasgeborene heeft de primaire emoties paraat, het kan huilen, schreeuwen en lachen, om te laten weten hoe het zich voelt en dat het iets nodig heeft zoals een schone luier, melk, slaap of een knuffel. Het zijn de vier primaire emoties die min of meer instinctief geuit worden. Onze eerste behoefte is een veilige hechting krijgen, vooral met de moeder. Dat is logisch omdat we uit de moeder komen en nog geen onderscheid ervaren tussen moeder en onszelf. De kwaliteit van de hechting speelt een rol in de verdere ontwikkeling. Hechting die gepaard gaat met een gevoel van veiligheid, levert een stevige basis voor een gezonde emotionele, persoonlijke en sociale ontwikkeling. Hechting die gepaard gaat met onveiligheid, maakt de baby tot een kwetsbare peuter en kleuter. Het vermindert zijn bekwaamheid om later initiatief te nemen en goed te functioneren in sociale. Sensitieve zorg kan achteraf dit risico verkleinen.

Na een jaar kan een baby ook andere emoties tonen, zoals jaloezie, schaamte, verlegenheid en schuld. Omdat kleine kinderen hun ouders imiteren, is hun emotionele expressie sterk door hen beïnvloed. Een eenjarige let op de emotionele reacties van zijn ouders en op anderen.

Kenmerkende gedragingen 0-2 jaar:

Gebruik van zintuigen en spieren: lichaamsbeheersing zuigen, sabbelen op alles, graaien,  voedsel uitspugen, kruipen, zich vastklampen, vallen, omgooien, aanpassing aan dag- en nachtritme, veel wakker worden, huilen, schommelen voedsel weigeren, volproppen, gehechtheid aan moeder, vader, broertjes en zusjes, lachen, geluidjes herhalen, zich afwenden van derden, verlatingsangst, huilen, vastklampen, vernielen, smeren, kliederen.

Peuterfase

Gedurende het tweede levensjaar heeft het kind meer vat op emotionele expressie en ontwikkelt zich het rationele brein. In het derde levensjaar, wanneer zelfbewustzijn en het voorstellingsvermogen zich ontwikkelen reageert de peuter emotioneel op succes en falen en ervaart het plezier en ontevredenheid niet alleen bij een opdracht, maar ook over zichzelf. Peuters scannen de gezichten van hun ouders om aanwijzingen te verkrijgen over de betekenis van gebeurtenissen om hen heen. Jonge kinderen kijken dikwijls naar de emotionele expressie van personen rondom hen als een leidraad. Bijvoorbeeld wanneer een peuter valt, zal hij afhankelijk van de emotie die op het gezicht van zijn ouder(s) te lezen is – alarmerend of kalm – ofwel beginnen huilen of vrolijk verder spelen. De emotionele erkenning speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van gezonde sociale relaties en is een voorwaarde voor de verwerving van empathie en sociaal gedrag.

De groeiende autonomie en de toenemende noodzaak van begrenzing stelt de opvoedingsrelatie voor nieuwe uitdagingen. Een peuter stapt op zijn doel af, ook al druist dat in tegen de wil van zijn opvoeders. Hij creëert afstand, fysiek en psychologisch. Hij traint zijn onafhankelijkheid, terwijl hij zich op zijn hechtingsfiguur oriënteert als op een veilige haven. Zijn zelfbesef groeit en ook zijn besef van de ander.

Begrenzing leidt tot confrontaties. Als de confrontaties tussen de expansieve peuter en de begrenzende opvoeder goed aflopen, groeit hij uit tot een gesocialiseerde kleuter die kan beschikken over zelfcontrole en zelfvertrouwen. Zo niet is hij vatbaar voor moeilijkheden als een gering gevoel van eigenwaarde, een geringe of overmatige zelfregulatie, problemen bij het omgaan met grenzen. Het opvoedingsgedrag is van grote invloed op de bewustwording, de herkenning en de regulatie van emoties. Door sensitief te zijn wanneer de peuter verdrietig of overstuur is en door te reageren op manieren die zijn emoties laten afnemen tot op een draaglijk niveau, dragen zijn opvoeders in belangrijke mate bij tot het ontwikkelen van deze vaardigheden.

De drang naar autonomie van de peuter en de noodzaak van begrenzing door de ouders leidt vaak tot botsingen. De peuter is ongehoorzaam, reageert met verzet, gedraagt zich opstandig. De meeste peuters groeien als vanzelf uit deze fase. Overdreven controle door de ouders kan de kans vergroten op de instandhouding van begrenzingsproblemen.

 Kleuterfase

Het zelfbeeld en het beeld dat de kleuter van de ander heeft, krijgen vorm. Doordat een kleuter de neiging heeft om zichzelf te hoog in te schatten, is zijn zelfbeeld weinig realistisch. Hij denkt over zichzelf in alles-of-niets termen afhankelijk van zijn gevoelens van dat moment. Bijvoorbeeld: ‘ik ben altijd gelukkig’ als hij op dat moment gelukkig is. Hij kan ook moeilijk begrijpen dat hij twee verschillende gevoelens tegelijk kan ervaren. De kleuter staat voor de uitdaging om relaties buiten het gezin aan te gaan en zijn wereld te verruimen. Relaties met leeftijdsgenootjes worden belangrijk en voegen iets nieuws toe aan zijn ontwikkeling. Andere kinderen oefenen een grote aantrekkingskracht uit. Positieve interacties getuigen van wederzijdse aandacht en instemming, bereidheid tot samenwerking, het respect voor eigendom, een constructieve houding en aanpassingsvermogen.

De kleuter staat voor de uitdaging zijn gedrag en gevoelens te reguleren. Dit proces wordt ondersteund door taal, zelfbeeld en voorstellingsvermogen. Vanuit een groter zelfbesef ontwikkelt hij nieuwe emoties als schaamte, schuld, verlegenheid en trots. Zijn begrip van emoties verbetert, waardoor hij ze beter kan verwoorden en gepaster kan reageren op emotionele signalen van anderen. Geleidelijk ontwikkelt zich de vaardigheid om zich de innerlijke wereld van anderen voor te stellen en daarmee gevoelens van empathie.

Het opvoedingsgedrag is van grote invloed op het gedrag van de kleuter, bijvoorbeeld op de fase gebonden agressie. Agressie beteugelen door liefde te weigeren, door macht te etaleren en/of door harde fysieke straffen te geven, leidt tot negatieve gevolgen tot in de adolescentie. Een korte time-out of het niet toestaan van privileges, zoals tv-kijken, zijn betere alternatieven. Meest effectief blijkt de positieve disciplinering door op een consequente wijze het gewenste gedrag aan te moedigen in een warme, aangename sfeer en zuinig om te gaan met straffen. Warm opvoedingsgedrag dat de uitdrukking van emoties aanmoedigt en dat op een sensitieve, empathische manier begaan is met de gevoelens van een ander, bewerkstelligt bij het kind de neiging om op dezelfde empathische manier te reageren op pijn of verdriet van anderen. Effectieve opvoeders wijzen de kleuter ook op het belang van vriendelijkheid, geven toelichting en komen ertussen als hij ongewenst reageert.

Typische problemen van de kleuterfase: Agressief gedrag tegenover leeftijdsgenoten is een vaak voorkomende klacht, vooral bij jongens. Fase gebonden agressief gedrag is echter een normaal verschijnsel in het begin van de kleuterperiode. Het is onnodig om er een onheilspellende draagwijdte aan toe te kennen, tenzij de agressie samenhangt met ruzies in de thuissituatie.

Kenmerkende gedragingen 2-6 jaar:

Van aanhankelijkheid naar zelfstandig gedrag imiteren in spel. Willen zijn als moeder/vader. Ontwikkelen koppigheid, alles zelf doen, driftbuien, grenzen testen, angst bij onvermogen, magische rituelen, frustratietolerantie vergroten, plaats delen met anderen, minder egocentrisch, socialer gedrag, ruziën en rivaliseren met broertjes of zusjes.

Basisschool fase

Tijdens de basisschool fase zijn kinderen een toenemende in staat emotioneel gepast te reageren in een sociale situatie en hun emotionele reacties te onderdrukken of te vermommen. Bijvoorbeeld wanneer een kind op een verjaardag een cadeau krijgt die hij niet leuk vindt, is een tienjarige beter in staat te lachen en toch ‘dank je’ te zeggen dan de vijfjarige.

Tijdens deze fase verfijnt en verrijkt het zelfbeeld. Zowel de toenemende cognitieve vaardigheden van het kind als de feedback van anderen dragen bij tot zijn zelfbeeld. De vaardigheid om sociale relaties aan te gaan, is nu de uitdaging. De leeftijdsgroep wint aan belang. Delen, elkaar helpen en ander sociaal gedrag nemen toe, terwijl fysieke agressie afneemt. Verbale en relationele agressie blijven in de groep van leeftijdsgenoten aanwezig. Het verlangen om bij een groep te horen wordt sterk. Spontaan vormen zich groepen van gelijkgestemden met eigen waarden en normen en met leiders en volgers. In deze groepen verwerft het kind sociale vaardigheden zoals samenwerking, leiderschap, navolging, loyaliteit met gemeenschappelijke doelen. Lidmaatschap van een formele groep (scouting, sportclub) kan helpen bij het verlangen om bij een groep te horen. Aanvaarding door leeftijdgenoten gaat de gedrags- en emotionele ontwikkeling nu bepalen. Wie verworpen wordt, om welke reden dan ook, loopt een ernstig ontwikkelingsrisico. Eens uitgesloten gaat het kind leeftijdsgenoten mijden en raakt het steeds meer geïsoleerd. Zijn kansen om sociaal competent gedrag te leren, nemen af.

Het kind leert dat mensen verschillende perspectieven kunnen hebben, omdat ze toegang hebben tot andere informatie. Het leert in de schoenen van een ander te gaan staan en te reflecteren over hoe een ander zijn eigen gedachten, gevoelens en gedrag zou kunnen bekijken. Ervaringen waarbij volwassenen en leeftijdsgenoten hun gezichtspunten uitleggen dragen ten zeerste bij tot de ontwikkeling van de sociale perspectiefneming en doen het egocentrisme verminderen.

Het kind leert conflicten oplossen en kan compromissen sluiten. De empathie verfijnt en het kind gaat erkennen dat iemand meer dan een emotie tegelijkertijd kan beleven. Het komt tot het besef dat mensen niet altijd hun ware gevoelens tonen.

Vriendschappen dragen bij tot de ontwikkeling van vertrouwen en sensitiviteit. In de loop van de lagereschooltijd worden ze selectiever en stabieler. Binnen vriendschappen leren kinderen kritiek verdragen en ruzies oplossen. De impact van deze vriendschappen hangt af van de aard van de vrienden. Kinderen die vriendelijkheid en medeleven meebrengen, versterken elkaars sociale gedrag en vormen een meer langdurige band. De sociale problemen van agressieve kinderen daarentegen werken door in hun vriendschapsbanden.

De emoties, trots en schuld, worden nu los van de ouder en opvoeders ervaren. Een gevoel van trots volgt op een nieuwe realisatie en een gevoel van schuld op een overtreding, ook als er geen volwassene aanwezig is. Trots motiveert om nieuwe uitdagingen aan te gaan, terwijl schuld prikkelt om iets aan een situatie te doen. Ongevoelige opmerkingen van volwassenen kunnen leiden tot intense schaamte.ê Het emotiebegrip neemt toe en ze leren verschillende emoties onderscheiden.

Rond de leeftijd van acht jaar begrijpen ze dat het mogelijk is om meer dan een emotie tegelijkertijd te ervaren, dat emoties ontstaan uit een specifieke situatie en dat dezelfde ervaring andere emoties kan losmaken bij andere personen. Emoties en gedrag worden meer intern gereguleerd, vanuit reflectie. Door interactie met ouders, leerkrachten en leeftijdsgenoten leren ze hoe ze negatieve emoties aanvaardbaar kunnen uiten. Emotionele reacties zoals huilen en agressief gedrag nemen af ten voordele van verbale uitingen. Ze gaan ook de gevoelens van anderen ontzien. In de basisschoolfase blijft angst voor donker, donder, bliksem en vreemde wezens aanwezig. Door de toegenomen kennis van de realiteit ontstaan nieuwe angsten. Zo neemt de angst voor lichamelijke letsels en voor oorlogen en rampen toe. Zolang deze angsten niet te intens zijn, kunnen de meeste kinderen er constructief mee omgaan doordat ze hun emoties kunnen reguleren. Ernstige kinderangsten kunnen ontstaan vanuit slechte leefomstandigheden, bv. ervaringen met oorlog of andere trauma’s.

Kenmerkende gedragingen 6-12 jaar:

Aanpassing aan leeftijdsgenootjes, sociaal invoelingsvermogen en omgaan met grotere sociale omgeving spelinitiatieven nemen, vriendschappen sluiten, in groepen functioneren, rivaliseren, sociale angst, zich terugtrekken, school en leerstof (concentratie en discipline) leren presteren, interesses opbouwen, vorming van eigen normen en waarden minder af- en aanhankelijk gedrag

Adolescentiefase

Tijdens het opgroeien draagt de jongere de gevolgen met zich mee van de uitkomst van de voorbije fasen. Deze gevolgen hebben invloed op de richting in de toekomst. De ontwikkelingstaken waarmee hij in de preadolescentie geconfronteerd wordt, zijn individuatie, identiteit en seksualiteit. Tussen dertien en zeventien jaar wordt hij onafhankelijker van het gezin en vormt hij intieme relaties. In de late adolescentie volgen keuzes in verband met doel en zin van het leven en smeedt hij langdurige affectieve relaties. Tijdens de adolescentie zijn emoties meer extreem, meer vluchtig, waardoor zij erg humeurig kunnen zijn. Anderzijds zijn adolescenten door hun cognitieve ontwikkeling zich meer bewust van de sociale impact van hun emotionele uitingen. Zij zijn in staat om gevoelens te onderdrukken wanneer zij een relatie kunnen schaden of gevoelens te communiceren wanneer zij verbindingen met anderen trachten te verbeteren. Het zelfbeeld wordt meer consistent en het zelfvertrouwen neemt toe.

Er vormt zich een persoonlijke identiteit. De groep van leeftijdsgenoten neemt verder in belang toe evenals het streven naar autonomie. De jongere streeft ernaar om meer op zichzelf en minder op zijn ouders te steunen bij het nemen van beslissingen. Maar de ouder-kindrelatie blijft nog van belang in de ontwikkeling van de jongere tot een autonoom, verantwoordelijk individu. Adolescenten oefenen hun mening en opvattingen door volwassenen te betrekken in discussies, terwijl ze vaak kritisch zijn tegenover de volwassenen, op zoek naar tegenstrijdigheden in wat ze zeggen en doen. Ouders die dit persoonlijk nemen, kunnen het opvoeden van een adolescent als zeer frustrerend ervaren. De tienerjaren zijn een tijd van verhoogde emotionaliteit en impulsiviteit. De gedachten van jongeren lijken met grote sprongen naar conclusies te leiden, waarbij ze extreme opvattingen uitdragen die ouders schokken en ongerust kunnen maken. Jongeren kunnen neigen naar overdrijving en drama waardoor ze bij volwassenen overkomen als extreem op zichzelf gericht.

 

Heb je het idee dat je emotioneel en sociaal niet goed ontwikkeld bent?

Wil je makkelijker kunnen omgaan met anderen en je emotioneel kunnen verbinden?

Ik Marja Postema, help je graag.

COACHING MOGELIJKHEDEN

Meld je aan via het contactformulier voor een gratis intake/kennismakingsgesprek

 

Ben je al even bezig met bewustwording en je persoonlijke ontwikkeling?

Heb je behoefte aan verdieping, verheldering en aan het oplossen van hardnekkige patronen?

Heb je behoefte aan een persoonlijke en professionele ontwikkeling?

 

Zowel de coaching als de opleiding vinden plaats in Amersfoort.

INTERESSANT ARTIKEL? Wil je het delen met je netwerk?

Marja heeft dertig jaar ervaring in het begeleiden van mensen bij de ontwikkeling van hun Emotionele Intelligentie en het loskomen van vroegkinderlijk trauma. Zij is auteur van het boek 'Emoties wat moet ik ermee?' en 'ABC van 15 emoties'. Marja heeft een effectief stappenplan ontwikkeld dat je helpt om emoties beter te herkennen, te accepteren en te uiten. Ze is getrouwd, heeft een volwassen dochter en woont en werkt in Amersfoort.

https://www.omgaanmetemoties.nl